De Volkskrant, allochtonen en doekjes

Zeggen wat je bedoelt is moeilijk.

De ombudsvrouw van de Volkskrant, Annemieke Kranenberg, heeft het dagblad aangeraden het woord ‘allochtoon’ niet meer te gebruiken. Het is een vage term, immers: volgens het CBS is een allochtoon iemand van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren, maar dat is niet wat de meeste mensen bedoelen wanneer ze het woord gebruiken.

Plaatsvervangend hoofdredacteur Pieter Klok vindt het moeilijk, maakt hij in de krant duidelijk op 14 juli. Hoe noem je mensen in een krant, wanneer hun afkomst voor het nieuws relevant is? Hij haalt een controversiële reportage aan over de rellen in de Haagse Schilderswijk. Hierin schreef Maarten Zeegers:

Op het plein staan een man of driehonderd. Driekwart daarvan is Marokkaans, de rest Turks, Surinaams of Antilliaans. Er lopen ook een paar Nederlanders tussen, die net zo fanatiek stenen gooien.

Het probleem van deze tekst is duidelijk: waarom noemt Zeegers driekwart van deze Nederlanders geen Nederlanders? Klok schrijft:

‘Ze zijn van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antiliaanse afkomst’ is al beter. Maar hoe noem je de aanwezige autochtonen dan? Eenvoudige oplossingen bestaan niet in deze.

Met name de laatste twee zinnen storen me. Hoezo, ‘hoe noem je de aanwezige autochtonen’? Je weet niet of die mensen autochtonen zijn. Waar iemand is geboren en waar iemands ouders vandaan komen, is niet aan zijn of haar gezicht te zien. Wat wel direct te zien is, is huidskleur. En daar heeft Zeegers het over. Niet over geboorteland of nationaliteit, maar over kleur.

‘Eenvoudige oplossingen bestaan niet’? Jawel. De oplossing is in dit geval heel eenvoudig: zeg wat je bedoelt. Het woord dat je zoekt is ‘wit’.

En als je ‘allochtoon’ zegt, bedoel je meestal ‘zwart’ of ‘bruin’ of ‘van Marokkaanse afkomst.’

Klok zegt over Zeegers’ schrijfstijl het volgende:“zijn reportages zijn direct en winden er geen doekjes om.” Dat doen ze wel. Door ‘Nederlanders’ te schrijven waar hij ‘witte mensen’ bedoelt, vermijdt Zeegers te zeggen waar het hem om gaat. Hij windt een gigantische doek om etniciteit. Christo kan er een puntje aan zuigen.

In de laatste alinea stelt Klok: “Het werken aan precies en nauwkeurig taalgebruik is een continu proces van kleine stapjes.” Waarom? Op het gebied van huidskleur en etniciteit zijn er toch genoeg heldere termen beschikbaar, die precies benoemen waar het om gaat, en die algemeen geaccepteerd zijn onder de mensen naar wie ze verwijzen? Is het een grote stap om gewoon te zeggen wat we bedoelen?

Oorspronkelijk gepubliceerd in juli 2015

Leave a Reply