Paul Cliteur schreef onlangs een stuk dat zo absurd is, dat ik een close reading niet kon nalaten. Hier de bijna integrale tekst van zijn artikel, dat oorspronkelijk verscheen op The Post Online, met mijn commentaar (zijn intermezzo over religie laat ik weg, omdat het weinig te maken heeft met het punt dat Cliteur wil maken en door een redacteur van TPO geschrapt had moeten worden. Bij TPO wordt echter niet geredigeerd, zoals uit Cliteurs tekst zal blijken). Daar gaan we.

Een van de grote problemen van onze tijd, een probleem dat filosofen, politici, intellectuelen en geëngageerde schrijvers van onze tijd zou moeten bezighouden, is de haat jegens de westerse cultuur: de occidentofobie.
Hoewel de term ‘occidentofobie’ nog niet in algemeen gebruik is (en hopelijk vindt die ongemakkelijke mengeling van Grieks en Latijn ook geen populariteit), is het absurd te suggereren dat dit vermeende fenomeen momenteel onbesproken blijft. Leest Cliteur zelf weleens de site waarop hij publiceert?
Nuttige idioten
Vervolgens komt Cliteur met een vogelvlucht door de geschiedenis van ‘de westerse cultuur’, door hem blijkbaar gedefinieerd als één cultuur die tot leven kwam in het oude Griekenland en dankzij diverse metamorfoses nog steeds voortleeft:
De westerse cultuur, tot ontwikkeling gekomen in het oude Griekenland, het oude Rome, vermengd met christelijke elementen in de middeleeuwen, tot een herleving gebracht in de renaissance en geseculariseerd in de Verlichting is de bron van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Het is wat wij ‘zijn’. Of waar we ‘vandaan komen’. Het is de voedingsbodem voor de waarden die in grondwetten en verdragen worden uitgedragen. Het is waar onze ‘kernwaarden’ vandaan komen.
Hou dat laatste in gedachten, ik kom erop terug. Maar eerst eens zien hoe Cliteur probeert paniek te zaaien:
Maar die cultuur wordt aangevallen, niet alleen door de ideologie van terroristen, maar ook door ‘onszelf’. Wij, nuttige idioten die we zijn, wij zijn gaan denken dat die eigen cultuur ‘relatief is, immers alle culturen zijn gelijk. We zijn gaan denken dat we niet meer van ‘wij’ mogen spreken, immers dat is ‘wij/zij-denken’.
Met ‘nuttige idioten’ worden doorgaans mensen bedoeld die zich door politieke leiders laten inzetten als propagandist voor een beweging die ze zelf niet begrijpen. Maar voor welke politieke beweging zijn ‘wij’ volgens Cliteur dan ‘nuttige idioten’? Wie zijn de cynische leiders die willen dat we het westen haten, en welk doel beogen zij daarmee?

Ik heb trouwens nooit iemand horen beweren dat alle culturen gelijk zijn, evenmin dat we niet van ‘wij’ mogen spreken. Wel dat culturen bestaan in relatie tot elkaar, en dus ‘relatief’ zijn; dat lijkt me nogal wiedes. De stropop die Cliteur hier opzet, doet twee beweringen die vrijwel niemand ooit doet, en één bewering die nauwelijks discutabel is.
De ‘Ben’ in ons
Na zijn denkbeeldige vijand vaag gedefinieerd te hebben, vertelt Cliteur over iemand die voor hem dient als voorbeeld in de strijd: Ben, een twaalfjarige jongen die hij ontmoette in Ghana, die hem vertelde: “Ghana is sweet as a mango.”
Wij, mijn vrouw en ik, vonden dat intrigerend. Ben kon toch ook wel zien dat Ghana arm was. Onze studenten wilden allemaal naar Europa. Toch zei Ben dat Ghana zo zoet was als een mango.
Bens vaderlandsliefde is volgens Cliteur irrationeel, want Ghana is een arm land. Het is blijkbaar raar om van een arm land te houden. Als Ben kritisch na zou denken, zou hij Ghana niet zoet vinden. Maar! Cliteur wil juist dat we minder kritisch nadenken. “Wij zijn de ‘Ben’ in ons kwijtgeraakt”, klaagt hij:
Slavernijmonumenten, klagen over ‘koloniaal verleden’ (‘colonial studies‘ aan universiteiten).
Over ‘colonial studies’ hoeft Cliteur zich in ieder geval geen zorgen te maken: dat discipline bestaat niet. Geen enkele universiteit biedt iets dat ‘colonial studies’ heet. Waarschijnlijk bedoelt Cliteur postcolonial studies, een vakgebied dat kritisch kijkt naar de koloniale geschiedenis.
En dat maakt ons zwak in de confrontatie met de krachten die de westerse cultuur bedreigen. Die occidentofobie, die haat jegens wat we zijn, maakt ons zwak. Heel zwak en kwetsbaar.
Cliteur vertelt drie keer achter elkaar dat we zwak zijn, maar waarom blijft hij zo vaag over ‘de krachten’ die ons bedreigen? Waarom niet gewoon zeggen dat hij doelt op Islamitische terroristen? Het blijft gissen, maar ik vermoed dat Cliteur de dreiging het liefst vaag houdt, omdat anders de absurditeit van zijn betoog te duidelijk wordt. Als hij zou zeggen: “Onze zelfkritiek, dát maakt dat terroristen hier bomaanslagen plegen! Dát maakt dat we IS nog niet verslagen hebben!” zou dat zelfs voor hem te evident ridicuul zijn. Maar hoe anders moeten we zijn woorden interpreteren?

En die afkeer van de westerse cultuur is tegenwoordig zo wijd verbreid binnen Europa, en ook in de Verenigde Staten van Europa [sic], dat het gevaarlijke vormen begint aan te nemen. Een cultuur kan namelijk niet voortbestaan als een groot deel van de bevolking die cultuur haat of daarvan een disproportionele afkeer heeft. Dat wisten ze in Ghana heel goed en daarom was Ben op school ingeprent dat Ghana zo zoet als een mango was.
Bens vaderlandsliefde is volgens Cliteur dus het gevolg van wat hem op school verteld werd. Is dat de enige manier om mensen van hun cultuur te laten houden? Door die gevoelens van bovenaf op te leggen? Volgens Cliteur wel. Hij vindt dat de EU in actie moet komen met “een goed doordacht programma om onze culturele zelfmoord tegen te gaan”:
Heel praktisch? Ik zou denken aan meldpunten voor occidentofobie. Misschien ook criminalisering van occidentofobie. Misschien nog niet de occidentofobie zelf strafbaar maken, maar dan toch het aanzetten daartoe. Verder voorlichting op scholen over de zegeningen van de westerse cultuur. Het presenteren van statistieken waaruit blijkt dat in de westerse cultuur mensen rijker, gezonder en gelukkiger zijn dan in niet-westerse culturen.

Culturele trots moet dus vergroot worden door vrijheid van meningsuiting te beperken en door kinderen op school in te prenten hoe geweldig onze cultuur is. Ik herinner me van economie en maatschappijleer op de middelbare school aardig wat statistieken waarin het welvaartsniveau van de westerse wereld vergeleken werd met dat van de rest van de wereld. Dát deel van Cliteurs plan lijkt niets bijzonders. Hij wil echter ook dat bepaalde onderwerpen juist mínder besproken worden:
[T]och wordt in het Westen ook voortdurend de occidentofobie aangewakkerd door de overmatige beklemtoning van de minder goede kanten van de westerse cultuur: nadruk op slavernijverleden, kolonialisme, twee wereldoorlogen et cetera. Er wordt door de occidentofoben geen middel geschuwd om de haat jegens het Westen aan te wakkeren.
“Geen middel geschuwd!” Die occidentofoben vinden het zelfs gerechtvaardigd om over onze geschiedenis te praten! De wereldoorlogen, met name de tweede, krijgen volgens mij de aandacht die ze verdienen als de vormende gebeurtenissen die ze zijn. Slavernij en kolonialisme nog niet: de kennis over die onderwerpen is bedroevend.
Verafgoding
Eerder wees Cliteur erop dat de geschiedenis van de westerse cultuur een voedingsbodem is voor onze kernwaarden. Hij leek zich toen bewust van het belang van geschiedenis om het heden te verklaren. Maar wanneer we onze welvaart verklaren door te wijzen op kolonialisme, stopt hij zijn vingers in zijn oren. We moeten wel weten dát de westerse wereld welvarender is dan de rest, maar we mogen niet weten hoe dat komt.
Cliteur lijkt te denken dat we de negatieve aspecten van onze cultuur moeten negeren om trots op onze cultuur te kunnen zijn. Liefde en kritiek gaan voor hem niet samen. Ik vind dat vreemd. Ik kan op mijn ouders bozer worden dan op vage kennissen, omdat ik meer om ze geef. Kritiek is een teken van een gezonde relatie. Wat Cliteur wil is geen liefde of respect voor onze cultuur, maar aanbidding, verafgoding.

Idealiter zou men het recht, en het strafrecht in het bijzonder, niet moeten gebruiken om de opvattingen van mensen te beïnvloeden, maar occidentofobie is nu zo wijd verbreid dat het vreet aan de grondslagen van Europese samenlevingen. Ik wil niet dramatisch gaan doen, maar toch: ja, die zullen ten onder gaan wanneer deze tendens zich blijft voortzetten. De situatie is dus werkelijk kritiek.
Cliteur wordt nooit specifiek over welke tendensen precies, en hoe deze wélke grondslagen van onze samenlevingen bedreigen, waardoor het moeilijk is weerwoord te bieden. Ik vermoed dat een van de grondslagen waar hij op doelt onze veel bejubelde vrijheid is. Vrijheid die Cliteur nu wil afschaffen, omdat hij bang is dat ze anders door ‘occidentofobie’ zal verdwijnen.
De val van Rome
Alleen wanneer we dit gigantische reddingsprogramma tot een succes maken, heeft het Westen kansen op overleving. Zo niet, dan zullen de westerse landen ‘voltooidlevenlanden’ worden en roemloos ten order [sic] gaan. Zoals het Romeinse Rijk.
Ah, ik dacht al, waar blijft het Romeinse Rijk. Een favoriete vergelijking voor conservatieve doemdenkers als Cliteur. Hij hoeft zijn lezers niet eens uit te leggen waarom hij hem trekt: de mythe dat het Romeinse Rijk ten onder ging door verlies van de oude waarden is in zijn kringen bekend genoeg (wel verrassend is de bewering dat het Romeinse Rijk ‘roemloos’ ten onder ging).

In werkelijkheid werd het Romeinse Rijk juist sterk door de bereidheid andere volkeren te integreren (anders word je nooit zo groot), en kwam het ten val toen de xenofobie onder Romeinen toenam. Natuurlijk waren er veel meer factoren die meespeelden bij de val van Rome, maar het was zeker geen zelfhaat waaraan de Romeinen leden in de laatste dagen van het Rijk. Eerder een overschot aan etnische trots. Zoals Mike Duncan uitlegt in zijn podcast The History of Rome: de weigering Germanen volledig te integreren maakte het Rijk militair zwak. Germaanse leiders die vrienden van Rome hadden kunnen zijn, werden de vijanden die flink bijdroegen aan de val.
Cliteurs vergelijking slaat dus nergens op. Ten minste, als ik hem goed begrijp. Maar dat is een terugkerend probleem in dit stuk: Cliteur schrijft zo vaag, dat hij me dwingt aannames te doen over wat hij bedoelt. Het enige waarover hij specifiek wordt, is zijn vermeende oplossing: het verbieden van bepaalde uitingen. Ik hoop dat ik niet me niet nader hoef ik verklaren als ik zeg: dat is een heel slecht idee.
Oorspronkelijk gepubliceerd in augustus 2017